Merkwaardige macro mineralen

een informatieve rubriek met handstukken uit de collectie van Raymond Dedeyne, door hemzelf becommentarieerd en door Theo Muller van foto’s voorzien  -  voor vragen of suggesties, email mmm@minerant.org
 

KWARTS

Ganesh Himal, Dhading, Nepal

Van een bergachtig land als Nepal zou je verwachten dat er heel wat alpiene mineralen voorkomen. Dat vermoeden wordt bevestigd door Hari Prasad Timsina, auteur van de monografie “Rocks and Minerals of Nepal” (figuur 1).


Figuur 1


Het betreft een tweetalig werkje van 66 pagina’s, uitgegeven in 2012 op 1000 exemplaren. Het is gesteld in zowel het Engels (weliswaar een schabouwelijke versie) en in het Nepalees (dat ik volledigheidshalve wel niet machtig ben, maar dat is tenminste wat ik origineel vermoedde, te oordelen naar de krullen- en lijnenrijke tekst – en wat later overigens bevestigd werd via de cameraversie van Google Translate). Inhoudelijk stelt het zo goed als niets voor: de tekst beperkt zich tot enkele veelvuldig herhaalde gemeenplaatsen en het fotowerk is totaal ondermaats. Maar geef nu zelf toe: wie heeft in zijn bibliotheek een monografie staan over de mineralogie van Nepal, (toch tenminste voor de helft) in de originele moedertaal dan nog. Voor de prijs moest je het ook al niet laten: het werkje werd te koop aangeboden door de auteur zelf op een beurs in Sainte-Marie-aux-Mines tegen de prijs van 500 Nepalese Rupees, maar aangezien dergelijke valuta hier nogal ongebruikelijk zijn wilde hij ook vrede nemen met 15 Euro (een transactie die hem aan de actuele officiële wisselkoers van 0,0068 Euro wel zowat 500% winst opleverde!).

Maar hoezeer Dhr Timsina in zijn monografie ook moge beweren dat Nepal uitermate rijk is aan alpine mineralen: toch schitteren pakweg titaniet, apatiet, rutiel en toermalijn uit het land van de Everest door hun afwezigheid in mineralenverzamelingen. Blijkbaar is dit een markt die nog nauwelijks aangeboord is. De enige uitzondering hierop is Nepalese kwarts die in het Westen zijn eerste schuchtere intrede maakte met enkele sporadische specimens op de beurs van München in 1995. In 1996 werden al grotere hoeveelheden aangeboden. Individuele kristallen beperkten zich toen nog tot hoogstens enkele centimeter, en waren vooral afkomstig uit het Oosten en het Westen van het land.

Het betere materiaal liet echter nog even op zich wachten, maar zelfs op de Sainte-Marie-aux-Mines beurzen van 2013/2014 was het nog maar sporadisch en met mondjesmaat beschikbaar. Het is afkomstig uit de Ganesh Himal: een onderdeel van het Himalaya massief dat zich situeert in het Dhading district in Noord-Centraal Nepal, op zowat 70 km NNW van de hoofdstad Kathmandu, tegen de Tibetaanse grens. Uiteraard is het terrein hier uitermate bergachtig: de regio wordt gedomineerd door de 7422 meter hoge Ganesh I (de berg heeft drie pieken, vandaar de I) – nochtans een kleine jongen in een land waar je pas boven de 8000 meter in eerste afdeling mag spelen. Daarnaast telt de regio nog drie andere pieken hoger dan 7000 meter en nog eens 14 die de 6000 meter overstijgen. De naam van de regio is afgeleid van de mythische Hindu figuur Ganesha, de god van wijsheid en geluk, die doorgaans afgebeeld wordt met een olifantskop en vier armen (figuur 2).


Figuur 2: Hindu-god Ganesha


Het terrein is hier uitermate geaccidenteerd: de ontginning gebeurt artisanaal in kleine locaties zoals Laba, Neberu, Linju en Tipling (dit laatste zou volgens sommige bronnen een verzamelnaam zijn voor de vindplaatsen in de regio), die enkel kunnen worden bereikt buiten het moessonseizoen, via smalle en gevaarlijke bergpaadjes. De kwartskristallen worden hier gevonden in parallel lopende rekspleten tot 30 meter lang en meerdere meters diep. Handelsspecimens beperken zich doorgaans tot kristallen zonder matrix: het vervoer neemt vaak meerdere dagmarsen in beslag, waarbij zoveel mogelijk op ballast bespaard dient te worden. Een belangrijk deel van de productie gaat naar de handel in helende mineralen: Nepalese kwarts heeft de (dubieuze) reputatie uitermate krachtig te zijn wanneer het wordt aangewend voor meditatieve en genezende kristaltherapieën (driewerf sic!): volgens Timsina vanwege zijn “high magnetic properties” (?) en zijn “unique natural features” (hij blijft hier bijzonder vaag over dewelke). Die handel is uiteraard nagenoeg uitsluitend op export gericht: de Nepalezen zelf zijn te arm (en te realistisch?) om zich dergelijk luxenonsens te kunnen permitteren.

De twee kwartsexemplaren op de foto’s 1 en 2 komen beide uit de Ganesh Himal – meer precieze locaties zijn hier doorgaans niet beschikbaar. Het eerste is een grote (210 x 150 x 70 mm) en complexe cluster van dooreengegroeide naaldkristallen die individueel tot 50 mm meten. Ik kocht het in 2013 in Sainte-Marie-aux-Mines bij Himalaya Quartz, een Nepalese handel die het daar nooit verder heeft gebracht dan een eenmalig optreden. De groenige kleur is te wijten aan ingesloten chloriet. Dit soort kwarts wordt ook wel eens prasemkwarts (of kortweg prasem) genoemd. Origineel duidde die term op preigroene kwartsiet (een gesteente!) maar naderhand begon diezelfde vlag verschillende ladingen te dekken - tot op heden waar het niets meer is dan een kleurbeschrijving voor preigroene kwarts van uiteenlopend allooi, onafhankelijk van wat die kleur veroorzaakt. Het is dus zelfs geen variëteitsnaam aangezien het voor het beschrijven van diverse materialen kan gebruikt worden. Het specimen mag er dan wel heel fragiel uitzien, in werkelijkheid is het vrij stevig en je kunt je er behoorlijk aan prikken. Ik heb de gewoonte om opmerkenswaardige specimens uit mijn verzameling met een bijnaam (of alias of aka) te bedenken en dit stuk heeft er zo zelfs twee: het vogelnest (ik beklaag de vogeltjes die in hun jonge jaren met dergelijk speldenkussen vrede moeten nemen – je zou als vogelsoort uitsterven voor minder) en de doornenkroon (een restant van vroegere pogingen om mij katholiek op te voeden).


Foto 1


Het tweede specimen is een extra groot (220 x 55 x 45 mm), haast messcherp kwartskristal – in wezen een uitvergroting van de naalden uit het eerste. Ik vond het in 2014 in Sainte-Marie-aux-Mines bij Himalaya Healing Quartz (daar heb je ze weer!) – een hoogst eigenaardige outfit van een uitermate vriendelijke jonge Nepalees die zich in perfect Engels voorstelde als de in Parijs gebaseerde predikant van een of andere religieuze sekte. Het bijzonder goed gevormde kristal – ook weer groen gekleurd door ingesloten chloriet – heeft een uitgesproken spitsromboëdrische habitus. Kwarts hoort thuis in het trigonaal kristalstelsel, in de trigonaal-trapezoëdrische klasse. Hiertoe behoren slechts een handvol mineraalsoorten, die bovendien ook nog eens vrij zeldzaam zijn – met uitzondering dan van het alomtegenwoordige kwarts, dat deze klasse dan weer promoveert tot een van de belangrijkste in de mineralogie.


Foto 2


Figuur 3 geeft een grafische VESTA-voorstelling van het kristal. Bij elk van de twee spitse punten komen telkens zes kristalvlakken samen. Dat vereist twee correlate rhomboëders: de positieve {40-41} en de negatieve {04-41} (respectievelijk oranje en rood in de tekening links) die elk telkens drie vlakken per hoekpunt opleveren. Het kristal is aan zijn oppervlak gebogen, wat duidt op de aanwezigheid van meerdere verschillende {h0-h1} en {0h-h1} vormen die in elkaar overvloeien. Hoekmetingen tussen aanliggende romboëdervlakken bij het kristal op zijn breedst duiden op {70-71} en {07-71} (de groene figuur in het midden). Verderop gaat dat echter over in {40-41} en {04-41} (figuur links). De resulterende eindvorm kan worden geïllustreerd middels de rechtse (grijze) figuur.

image image image
Figuur 3: VESTA kristaltekeningen
links {40-41}, midden {70-71}, rechts de overgangsvorm tussen beide


In de Ganesh Himal werd rond 1981 door enkele geitenhoeders ook nog robijn van een vrij behoorlijke kwaliteit ontdekt. De belangrijkste vindplaatsen daarvan zijn Chumar en het 5 km verderop oostwaarts gelegen Ruyil – beide op een hoogte van ongeveer 4300 meter. Als matrix worden respectievelijk dolomietmarmer en grafiet vermeld. Gezien het moeilijke terrein gebeurt de uitbating hier middels vrij primitieve “digs”. Allen Bassett doet in Mineralienwelt 3/97, pp 45 – 60 het relaas van een expeditie die hij daar omstreeks 1984 opzette teneinde de geologische omstandigheden en het economisch potentieel van de afzettingen te bestuderen. Het werd een horrorverhaal van een zes dagen lange tocht, zonder betrouwbare topografische kaarten (die golden toen in Nepal als staatsgeheim), dwars door de wildernis in volle moessonseizoen waarbij hoogten tussen 540 en 4500 meter dienden overwonnen. Neem bij dit alles nog alle mogelijke tegenwerking en afpersing vanwege de “wettelijke” claimhouders uit Kathmandu - inclusief fysische bedreiging met vuurwapens - en je hebt de ingrediënten voor een regelrechte thriller. Voor wie naar Nepal op trekking mocht gaan: niet direct een goed idee dus voor een mogelijk zijsprongetje. Maar voor de onverschrokkenen die zich niet zo snel laten ontmoedigen: in diezelfde streek vind je op een hoogte van 3300 meter ook nog de zink/lood afzetting van Somdang – de grootste (en enige?) beduidende reserve van non-ferro metalen in Nepal. Hier wachten ruim een miljoen ton erts met een gecombineerd zink/lood gehalte van 15% en 27 ton zilver op ontginning. De omstandigheden zijn er echter wel een ietsje naar de moeilijke kant, en in 2015 was er ook nog een aardbeving die het wereldnieuws haalde … De Nepalese regering heeft er alvast een eigen project voor onbepaalde tijd “on hold” gezet.

Met dank aan Paul Tambuyser voor de VESTA-kristaltekeningen
 
alfabetische index